
Als een werknemer langdurig arbeidsongeschikt raakt, dan komt na 104 weken de WIA in beeld. Dit heeft gevolgen voor de werknemer en voor de werkgever. Eerst zal het UWV bij een WIA-beoordeling de re-integratie-inspanningen van de werkgever toetsen. Zijn die onvoldoende, dan volgt er een derde jaar loondoorbetaling (loonsanctie). Wij kunnen toetsen of het UWV deze beslissing op juiste gronden heeft genomen en hoe schade kan worden beperkt of verhaald.
Zijn de re-integratie-inspanningen voldoende, dan volgt er een beslissing over de WIA-uitkering en het arbeidsongeschiktheidspercentage. Voor de werknemer zal het dan de vraag zijn of er terecht WIA-uitkering is toegekend of geweigerd en of de mate van arbeidsongeschiktheid juist is vastgesteld. Bij die toetsing spelen diverse factoren een rol, zoals de hoogte van het laatstverdiende loon, maar ook de (medische) beperkingen die het UWV heeft vastgesteld. Is er voldoende informatie opgevraagd bij de behandelend sector? Stelt de verzekeringsarts van het UWV dezelfde diagnoses als de medische behandelaar(s)?
Voor de werkgever heeft een WIA-beslissing in veel gevallen ook gevolgen en wel op het terrein van re-integratie en financiële doorbelasting van de WIA-uitkering via eigenrisico of premie (zie onder WIA-lasten werkgever).
Wij staan zowel werkgevers als werknemers bij en hebben ruime ervaring in het procederen in bezwaar, beroep of hoger beroep tegen een beslissing van het UWV.
We stonden onlangs een cliënt bij van wie de WIA-uitkering was geweigerd, omdat de klachten van betrokkene onvoldoende waren te objectiveren. In bezwaar is met succes aangevoerd dat – ondanks een duidelijke medische diagnose – het aannemelijk was dat de verzekerde beperkingen had in zijn functioneren. Het gaat bij de WIA-keuring namelijk niet primair om de diagnose maar om de vraag of verzekerde beperkt is in zijn functioneren.